Type 1 en 2
Er zijn 2 types diabetes:
Type 1 diabetes ontstaat meestal bij kinderen of jongvolwassenen en treft minder dan 10% van alle diabeten.
Bij dit type diabetes maakt het lichaam geen insuline aan. Vandaar dat het vanaf de diagnose noodzakelijk is om levenslang insuline in te spuiten. Opmerkelijk is dat bij diagnose de symptomen meestal op korte tijd optreden en zeer uitgesproken zijn. Het gaat vooral om veel plassen, dorst, vermageren en vermoeidheid.
Meestal hebben mensen met type 1 diabetes antistoffen in het bloed die gericht zijn tegen onderdelen van de bètacellen van de alvleesklier. Dit heeft te maken met erfelijke factoren. Anderzijds zijn er nog factoren die de aanmaak van antistoffen uitlokken: virusinfecties, bepaalde types voeding in het vroege leven, te weinig blootstelling aan zonlicht …
Type 2 diabetes treedt vooral op vanaf de leeftijd van 40 jaar en treft meer dan 90% van alle diabeten.
Bij dit type diabetes wordt er nog wel insuline aangemaakt, maar in onvoldoende hoeveelheden en de werking van het aanwezige insuline is verminderd. Erfelijke aanleg speelt een rol, maar met name bij overgewicht en bij gebrek aan lichaamsbeweging neemt de kans om de ziekte te krijgen toe. Vaak komt de diagnose er eerder toevallig.